Het verhaal van Heerlen, deel 2: Het Landsfort Herle

De middeleeuwen voeren ons terug naar de lange periode van 500 tot 1500 na Christus. In heel Europa ebt langzaam de invloed van het Romeinse rijk weg. Zuid-Limburg verandert in een lappendeken van dorpjes en burchten, die zichzelf goed moeten verdedigen. Het is de tijd van de rovers en ridders. In die woelige periode ontstaat op de plek van het vroegere Coriovallum het Landsfort Herle.

Het Landsfort Herle

Na het vertrek van de Romeinen blijven er mensen wonen in en rond Coriovallum. De grond is heel vruchtbaar. De brongebieden en beken zorgen voor schoon drinkwater. En ook de ligging op een heuvel is gunstig. De bewoners bouwen een kleine burcht, want niet alleen willen mensen er wonen, sommigen willen die kleine vestiging zelfs veroveren. 

Een kleine gemeenschap

Het Herle van de middeleeuwen is een kleine nederzetting van nog geen 350 vierkante meter – je vindt de oorspronkelijke burcht in de huidige tijd rondom de St. Pancratiuskerk. Het zijn enkele boerderijen binnen een aarden omwalling. Om zichzelf te verdedigen tegen rovers en vijandige legers hebben de bewoners op een gegeven moment de bescherming van een fort nodig. Vermoedelijk is de kleine nederzetting in de vroege middeleeuwen al omgeven door een houten palissade. Later is deze vervangen door ‘de stercke veste’, een stenen walmuur die in de twaalfde eeuw wordt gebouwd.

Het kan niet anders dan dat het vroegste Herle op een gegeven moment uit zijn voegen barst en dat er buiten de stadsmuren een nieuwe schil met boerderijen wordt gebouwd. Overal in Europa zie je in deze periode op deze manier kleine vestingstadjes ontstaan. Het zal hier niet anders zijn geweest. De kroostrijke gezinnen wonen in kleine huizen van hout, leem en stro – pas na 1500 ging men stenen huizen bouwen. Het hele gezin leeft vaak in één ruimte bij elkaar. Er wordt binnen gekookt op open vuur. Ouders en kinderen slapen bij elkaar, vaak in één bed. Ze houden meestal een hele beestenboel; een varken, koe, geit, paard, enkele kippen, een hond en een kat. En het hele gezin, oud en jong, werkt van zonsopgang tot zonsondergang op het land. Iedereen steekt de handen uit de mouwen om het gezin te onderhouden. De regels zijn duidelijk: een deel van de oogst is voor het gezin, het andere deel is voor de Heer die hen beschermt. Voor wat hoort wat geldt in het feodale stelsel van de middeleeuwen. 

Sterke vesting

De eerste Heer van Heerlen is bisschop Udo van Toul (1004-1069). Hij hoorde bij het huis Von Ahr-Hochstaden dat een belangrijke rol heeft gespeeld voor de  versterking van Herle. Zij maken van de kleine nederzetting in de 12e eeuw een ‘castrum’ door rond de nederzetting een stevige stenen muur van ongeveer 5 meter hoog en 2 meter breed te (laten) bouwen. In de muur bouwen ze een verdedigingstoren van waaruit ze het landsfort kunnen beschermen; deze noemen ze ‘Bickerstein’. Wij kennen de toren onder de naam Schelmentoren. Aan de buitenkant van de muur wordt nog een gracht uitgegraven. Zo ontstaat het Landsfort Herle. 

Al die bouwwerken zijn er niet voor niets. Er worden in gedurende de middeleeuwen veel oorlogen gevoerd in de regio. Continu ligt er gevaar op de loer. Dat zie je ook terug aan de St. Pancratiuskerk. De Heerlense kerk is gebouwd met een versterkte kerktoren. Als het buiten écht penibel wordt, kunnen de bewoners van het Landsfort zich in de kerk terugtrekken. Achter die stevige muren is het veilig. De Heerlense versterkte kerktoren is een unicum tot in de verre omtrek. Alleen in Frankrijk en Baden-Württemberg in Duitsland vind je vergelijkbare kerkburchten.

Herila, Herle, Heerle

In 1225 duikt het Landsfort Herle voor het eerst op in de archieven. Waar de naam vandaan komt? Mogelijk is Herle een afleiding van de Frankische naam Herila, wat zoiets als ‘droge verhoging’ betekent. Het leven is in de middeleeuwen is niet makkelijk. Maar hoog en droog boven die twee beken, die de landbouwgronden in en rondom Herle vruchtbaar houden, is het goed wonen. De middeleeuwen staan bekend als ‘donkere eeuwen’. Dat blijkt niet terecht. In deze periode dragen de mensen juist zoveel mogelijk kleuren. Ook versieren zij hun huizen en kerken met bloemen en kleurrijke schilderingen. In de middeleeuwen is het hard werken maar het leven wordt ook gevierd. Zo wordt de vastentijd - een tijd zonder carnevale oftewel vlees – ook toen al ingeluid met wat nu carnaval heet.

Wat staat er op het middeleeuwse menu? 

Naast graan verbouwen de middeleeuwse boeren peulvruchten. Het vee zorgt vooral voor zuivel waar ook kazen van worden gemaakt. Er wordt minder vlees gegeten dan nu, want daarvoor moet je een kostbaar dier slachten en het is ook lastig om vlees lang te bewaren. De middeleeuwse kost is stevig en voedzaam. Dat moet ook wel, want de mensen zijn de hele dag aan het werk. Dat vraagt om een goede maaltijd. Arme mensen eten bijvoorbeeld bruin brood – wit brood is voor de rijken - kaas, peulvruchten en spek. Of zalm, als ze in de buurt van een rivier wonen.

En we noemen hem of haar…

In de middeleeuwen hebben de meeste mensen doorsnee Nederlandse namen zoals Jan, Coen, Herman, Marie, Elizabeth, Willem of Anna. Of varianten daarop, zoals Arnoldus, Wilhelm en Gerardus. Namen hebben geen standaard spelling. Er zijn documenten waarin één persoon Elizabeth, Lijsbet, Elisabet, Elysabet en Lysbet genoemd wordt. 

Dat ziet er anders uit!

Het middeleeuwse vee ziet er heel anders uit dan wij gewend zijn. Middeleeuwse varkens lijken eerder op een wild zwijn en zo gedragen ze zich ook, ze zijn agressief. Als ze gehouden worden, is het vaak aan de rand van het dorp, zodat ontsnapte varkens de boel niet kunnen terroriseren. In Heerlen weten we dat er wel varkens zijn gehouden. Paarden en koeien zijn in die tijd vooral veel kleiner: de koe heeft een schofthoogte van 1.18 m en het paard lijkt eerder op een pony. 

Kasteel Hoensbroek

Enkele kilometers van de legerplaats Herle staat in Hoensbroek een motte-burcht; de voorloper van Kasteel Hoensbroek. De naam ‘Hoensbroek’ is een samenvoeging van de familie Hoen en het woord ‘broek’ of ‘broich’, wat moeras betekent. Het oudste deel van het kasteel stamt uit ca. 1375. De adellijke familie gebruikt het kasteel bijna zes eeuwen lang als hun voornaamste uitvalsbasis.